Na de lange reis, wat wel vermoeiend is, maar waarbij je uiteindelijk niks anders doet dan op je gat zitten, was het hoog tijd voor actie. Op de eerste dag in Soppong maakten we een lange, prachtige wandeltocht naar een Karen dorp. De Karen zijn een bergvolk dat in onder andere Thailand, Myanmar en Laos woont. In Thailand vormt het met 350.000 mensen in het jaar 2000 de grootste bergstam.
Volgens sommige overleveringen komt dit volk oorspronkelijk uit de Gobiwoestijn. (De Gobi of Gobiwoestijn is de grootste woestijn van het continent Azië. De woestijn ligt in het noorden van Volksrepubliek China en in het zuiden van Mongolië. Gobi betekent in het Mongools "heel groot en droog".) Rond de zeventiende en achttiende eeuw migreerden zij naar onder meer Thailand. Tot de Karen behoren ook de ongeveer 7.000 personen tellende Padaung, waarvan de vrouwen vele halsringen dragen, waarmee ze hun nek oprekken. Deze Padaung willen we natuurlijk ook graag bezoeken, maar dat doen we voorlopig nog niet omdat de Padaung-dorpen in Thailand, volgens de Loneley Planet, zo vaak bezocht worden door toeristen dat het wel een soort zoo lijkt… en daar doen we liever niet aan mee. Misschien dat we in Laos de kans krijgen om op een meer verantwoorde manier deze bergstam te bezoeken.
Ons originele plan was om een Karen dorp ten noorden van Mae Hong Son te bezoeken. Dit plan werd echter snel aangepast toen we te horen kregen dat het KNU (= de Karen National Union = vrijheidsleger dat sterk vecht tegen de overheersende junta van Myanmar) nog redelijk actief is in die streek. Veel van de vrijheidsstrijders zijn vanuit Myanmar gevlucht naar de jungles van Myanmar en Thailand. Een groot bolwerk van de KNU is ooit verraden en nu wonen er meer dan 200.000 vluchtelingen hiervan in vluchtelingenkampen in Thailand. De Thaise regering heeft ze nog geen vluchtelingenstatus gegeven, waardoor bekende organisaties zoals het Rode Kruis en de UNHCR geen bevoegdheid hebben in deze kampen. De junta in Myanmar brandt regelmatig de kampen net over de grens van Thailand plat. Dus dat leek ons niet echt de juiste plaats om even op bezoek te gaan. Onderweg van Mae Hong Son naar Soppong waren er ook meerdere identiteitscontroles op de bus. Alleen de lokale bevolking moest hun paspoort tonen en toeristen niet, dus wij gingen er vanuit dat dit was om illegale vluchtelingen op te sporen.
En zo kwamen we dus terecht in het Karen dorp ten noorden van Soppong. We trokken door twee rivieren en beklommen enkele steile bergkammen en moesten door diepe dalen om daar te geraken. De pijn in onze kuiten werd onmiddellijk verzacht door de feeërieke uitzichten, en de uitdagende wilde paadjes die we volgden zorgde voor voldoende afleiding van een stekende zon. Aangekomen in het karendorp stonden we onmiddellijk in de belangstelling. Ja, we hadden een dorpje bereikt dat dus niet elke dag bezocht word door hordes toeristen. We stonden verbaast over de netheid van het dorpje; de varkens zaten allemaal in propere hokken en het “buurtwinkeltje/café” was, net zoals de huisjes, super proper. We trokken onze schoenen uit (zoals hier de gewoonte is voordat je een huis betreed) om iets fris te drinken, en ondertussen toonden enkele vrouwen hun kleurige zelfgemaakte sjaals en tassen. Even later gingen we op verkenning door het dorp en toen viel ons weer op hoe dit oude bergvolk toch heel modern meegaat met hun tijd. Tussen de houten hutjes, zagen we overal grote satellieten en zelfs zonnepanelen! We zagen o.a. een vrouw die bezig was aan haar naaiwerk, enkele mannen die grote zakken rijst op hun rug wegdroegen en een ouder paar dat een soort kruid aan het versnijden was. Vlak voor we weer verder trokken kregen we in het cafétje een heerlijke, pittig gekruide kom noedels met ei voor slechts 0,30€. We namen een andere route terug naar onze slaapplaats en net toen we, na enkele uren, dachten dat we verdwaald waren, kwamen we tot onze grote vreugde (want ons water was tien minuten daarvoor volledig op) uit vlakbij de Cave lodge! We kroonden onszelf tot de beste padvinders en beloonden onszelf met een overheerlijke vruchtenshake, een rijkelijke maaltijd en een kruidensauna erachteraan!
De volgende dag gingen we op kajak- en grottentocht in de streek. Ook op deze trip keken we onze ogen weer uit. Slechts enkele minuten na de start vaarden we gewoon knal een mega grote grot in. Onze bootjes werden omringd door honderden grote ‘grot-vissen’, leuk! Al snel zaten we in het pikdonker te peddelen en naar het geluid van de vleermuizen te luisteren. Onze gids had wel koplampen bij maar de grot was zo groot dat de lichtstralen niet tot het plafond reikten. Nadat we er volledig doorheen gevaren hadden stapten we uit om een ander gedeelte van de grot te bekijken. Het was warm en redelijk benauwd in de grot, maar wat we zagen was wel indrukwekkend!
We sprongen terug in onze kajaks om verder te varen naar de volgende grot. De rivier was op sommige plaatsen echt wild, en voor we onze volgende stopplaats bereikten waren we al twee keer overkop gegaan! De volgende grot was veel kleiner en de doorgangen veel nauwer. We moesten (ervaringsleren-gewijs) enkele keren plat op onze buik door nauwe gangetjes schuiven, dus adrenaline was er genoeg aanwezig! Daarenboven hadden we het geluk om naast enkele mega grote spinnen en grot krekels, nog een andere grotbewoner tegen te komen. Katrien zag op een bepaald moment een dier wegspringen dat veel leek op en kat, maar het zeker niet was. We volgden de grot in de richting waar het dier was verdwenen. Net op het moment dat Ken (een jonge man uit Californië, die samen met Amanda, zijn vriendin, al twee dagen onze reisgenoten waren) een videoopname maakte van de grot, kwam het diertje weer te voorschijn en kwam het nieuwsgierig dichterbij. Achteraf bleek het een civet kat te zijn en de eigenaar van de Cave Lodge wist ons te vertellen dat die zeer zeldzaam zijn en dat we dus veel geluk hadden gehad!
De spannende boottocht werd nog enkele uren verder gezet, en uiteindelijk bereikten we de aankomst, waar we nog bezoek brachten aan de coffin caves (= doodskist grotten). Tussen de 2100 en 1.200 jaar geleden, begroef een oude beschaving zijn doden in meer dan 60 holen in een kalksteenbergketen, hier in noordelijk Thailand. Wie deze mensen waren, waarom zij werden begraven in holen en waar ze nadien heen gingen, weet niemand. Maar hun massieve teakdoodskisten zijn wel gebleven en vormen nu een groot raadsel. De holen werden gebruikt als begraafplaatsen voor honderden jaren, maar de meeste holen hebben minder dan tien doodskisten, wat erop wijst dat niet zomaar iedereen zo’n belangrijke begraafplaats kreeg. De povere financiering heeft het archeologische werk belemmerd, dat op het ontrafelen van de geheimzinnige cultuur wordt gericht.