Voor Kerst wilden we graag naar “White Island”; een actieve vulkaan 50 km voor de kust van Whakatane. Toen we de prijzen hoorden om naar dit eiland te varen, veranderde onze kerstwens onmiddellijk. In ruil daarvoor boekten we een nachtje in een motelletje in Rotorua. Deze motelletjes zijn bekend omdat ze allemaal thermische baden hebben en velen ervan hebben een jacuzzi op de kamer. Dit laatste trok ons over de streep! Veel luxe tegen kleine prijzen… zalig!!!
Rotorua staat vooral bekend voor zijn spuitende geisers, pruttelende modderpoelen, dampende rotsen, warmwaterbronnen en kokende meren, want het ligt recht in het geothermische hart van Noordeiland. Jammer genoeg zijn de entreegelden voor de mooiste geisers belachelijk duur, dus namen wij genoegen met de dampende waters en modderpoelen in het park van de Stad (wel gratis; oef!). Hoewel er een erg sterke zwavelgeur (= rottende eieren X 10) hangt, zijn de dampende waterpoelen fascinerend en de borrelende modder prachtig om te zien!
In Rotorua kan je ook allerlei maffe activiteiten doen, zoals de Luge (= met een soort zeepkist de berg af suizen), Zorben (= in een grote plastieken bal de heuvel af rollen), vliegvissen (voor onze visfreak), raften, bungeejumping, helikoptervluchten,… Wij kozen voor het Sledgen; = met een soort half surfbord en wilde rivier afdalen. Dat lijkt allemaal heel simpel, maar dat was het zeker niet! Amai, Kevin had bijna een heel moeilijk telefoontje moeten plegen aan het thuisfront, toen katreien wat te lang onder bleef, na een spectaculaire actie in een surfhole (= plek na een stroomversnelling waar je, door een bepaald manoeuvre uit te voeren, op en neer kan blijven drijven). Gelukkig bleef het bij een flinke hap water en enkele seconden ademnood, en voor de rest veel plezier en heel veel adrenaline. Het sledgen was dan ook veel te rap gedaan!
Vanuit Rotorua trokken we naar Waitomo om een echte “Kiwi” (inheemse vogel) te zien, en om de beroemde glimwormgrotten te bezoeken. Onderweg naar Waitomo kwamen we voorbij een indrukwekkende rivier die dé ideale kampeerplek aanbood. Hier raakten we aan de praat met enkele mannen die aan Kevin de kneepjes van het vliegvissen uitlegden! (Dat hadden we in Rotorua nog niet gedaan wegens ‘te duur’). Vliegvissen bleek lang niet zo simpel te zijn! Voor we uit dit prachtige land vertrekken, moet Kevin dit zeker nog geprobeerd hebben!
Na de visverhalen ontdekten we enkele opmerkelijke Nieuw Zeelandse vogelweetjes. Oorspronkelijk leefden in de uitgestrekte bossen van NZ meer dan 300 vogelsoorten! Op twee soorten vleermuizen na, kwamen er geen landzoogdieren voor waardoor er een perfecte balans bestond tussen de vegetatie en de vogels. De Maori, maar vooral de Europeanen brachten later veel roofzuchtige dieren mee (vossen, honden, fretten, katten, roofvogels, eksters,…) die voor vele inheemse vogels het begin van het einde betekenden. Ook het platbanden van bossen en het droogleggen van moerassen om landbouwgrond te verkrijgen, heeft heel wat vogellevens gekost. Vogelbeschermers zijn druk bezig om uitstervende vogelsoorten te beschermen. Zo zijn ze erin geslaagd om het zwarte roodborstje, waarvan er op een bepaald moment nog maar 7 over waren, te laten overleven. Dit deden ze door de eitjes van de roodborstjes uit de nesten te halen en deze te laten uitbroeden door pimpelmezen! De nietsvermoedende pimpelmezen bleken uitstekende stiefouders, terwijl de roodborstjes na het verwijderen van hun eerste eitjes nieuwe legden en deze dan zelf uitbroedden! Ondertussen zijn er al terug meer dan 150 zwarte roodborstjes. In het “Kiwi-house” maakten we kennis met een super grappige, maar met uitsterven bedreigde vogel: de Kiwi. Deze bruine vogel, die zo groot is als een serieuze kip, heeft een lange hals en een nog langere scherpe bek, maar geen vleugels. Op zoek naar voedsel steekt deze bijna blinde vogel (die wel heel goed kan ruiken), zijn bek volledig in de grond, om dan als een halve gare de grond om te woelen. Nog grappiger wordt het wanneer de vogel met rare passen begint rond te lopen. Doordat het een nachtdier is (hij slaapt 20 uur per dag!) en hij erg zeldzaam wordt, moet je heel veel geluk hebben om hem in het wild te zien. De meeste nieuw zeelanders die wij al zijn tegengekomen, hebben er nog nooit eentje in’t wild gezien. In het Kiwi-house adopteren ze zieke of gevonden vogels, met als doel ze na hun verzorging terug vrij te laten. Ondanks het feit dat de Kiwi’s hier in ‘gevangenschap’ leven, hebben wij hun capriolen toch met veel plezier gadegeslagen! In het Kiwi-house zagen we ook de kakapo of uilpapegaai, die eveneens met uitsterven bedreigd is. De uilpapegaai is een grondvogel die niet kan vliegen, maar wel heel snel kan lopen. En hij ziet er inderdaad een beetje uit als meneer de uil van de fabeltjeskrant!
Met een serieuze omweg reden we nadien naar de gloeiworm-grotten, aangezien we pas voor de volgende morgen geboekt hadden. Onze “omweg” leidde ons doorheen het ruigere maar facinerende landschap van de West-kust. Net toen we een plekje wilden zoeken voor de nacht, kwamen we een pijltje tegen dat verwees naar een waterval. Aangezien we de afgelopen weken al heel wat watervallen gezien hebben, hadden we deze bijna gewoon voorbijgereden. Gelukkig dat we toch gestopt zijn om een kijkje te nemen, want de wandeling ernaar toe leidde ons door een speciaal varensbos. De waterval zelf was ook niet bepaald van de kleine kant! Met veel gebulder stortte het brede water zich van heel hoog naar beneden. We waren weer een prachtig uitzicht rijker geworden!
Maar daar bleef het nog niet bij, want, hoewel we ons hadden voorgenomen om na de waterval direct een slaapplaats te zoeken, konden we het niet laten om even verderop, bij het bordje “natural bridge”, terug uit te stappen om toch nog snel te gaan kijken… Zo ontdekten we de restanten van wat ooit een grote grot geweest was. De rivier die door de ex-grot stroomde, had deze grot zodanig naar boven toe uitgesleten, dat een groot deel van de grot op een bepaald moment ingestort is. Slechts één gewelf is overgebleven en vormt nu een natuurlijke brug tussen twee kloven. Het mooie is dat je nog steeds enkele stalagmieten kan terug vinden op de grond om je heen en aan het dak van de grot (=de onderkant van de brug) nog veel stalactieten ziet hangen. Op terugweg naar de auto kwamen we een meisje tegen dat ons aanraadde om wat later op de avond, bij het invallen van de nacht, nog eens terug te komen omdat er dan gloeiwormen tevoorschijn zouden komen op de rotsen. Klonk goed dus na ons avondeten reden we terug nar de ‘Natural Bridge’. En daar kregen we een fantastisch schouwspel te zien! Duizenden kleine lichtjes, als kleine sterretjes aan een donkere hemel, schitterden tegen de rotsen. Prachtig!!! Omdat het onmogelijk was om van dit schouwspel een goede foto te nemen, hebben we er ook een foto van een foto bijgedaan, die net iets beter weergeeft hoe het er juist uitzag.
Tijdens onze trip in NZ hadden we al verschillende platgereden opossums (een nachtdier) gezien. Toen we in het donker van de Natural Bridge op weg waren naar een goed plekje om onze V (de campervan) te parkeren voor de nacht, zagen we enkele levende opossums. Eentje ervan was zodanig in de war (misschien door onze koplampen?) dat het erg lang op de weg bleef rond dartelen… Toen Kevin uitstapte om een foto te nemen, kwam het diertje zelfs aan zijn benen snuffelen!!!
De ‘Natural Bridge’ was een goede opwarmer voor het ‘Black Water Raften’ de volgende dag. Gewapend met een wetsuit, een koplamp en een grote binnenband, sprongen we, onder begeleiding van twee ervaren gidsen, via een kleine opening, het ijskoude water van een grot in. De volgende twee uur tobberden we, met onze ogen wijt open, genietend rond in het verlammend koude water. Overal waren gloeiwormen te zien, en als die even niet van de partij waren, dan zorgde een waterval waar we achterwaarts af moesten springen, of een spannende stroomversnelling, wel voor afleiding! Tijdens het Black Water Raften leerden we dat het eigenlijk geen “gloeiwormen”, maar wel “gloeimaden” waren, waar we zo van onder de indruk waren. De miljoenen larven van één of andere vlieg, overleefden door vlak na hun geboorte enkele ongeboren broertjes en zusjes op te eten en dan tijdens het verteringsproces een enzym af te scheiden waardoor hun stoelgang (dat blijkbaar aan hun gat blijft plakken ofzo?) licht geeft. Dit licht rekt dan weer andere insecten aan die verdwaald zijn in de grot. En deze vormen op hun beurt nieuw voedsel om te verwerken, met het speciale enzym, tot lichtgevende uitwerpselen. Een heel gedoe, om uiteindelijk een paar vliegen te krijgen (die ook licht geven) die nog amper een dag leven. Na het paren, eet het vrouwtje de mannelijke vlieg op (slim gezien, heeft ze daar al geen last meer van!) en na het baren, gaat ze zelf ook redelijk snel dood (da’s minder slim). Tot zover het levensverhaal van de “gloeimaden”, uiteraard “gloeiwormen” genoemd om de toeristen niet af te schrikken (want wie kruipt er nu in een grot met een hoop maaien om je heen)!