donderdag 31 december 2009

Corromandel Peninsula

Na een super lange, maar broodnodige nachtrust (aangezien onze vorige nacht dankzij verschillende tijdzones amper twee uurtjes lang was geweest) was het hoogtijd om onze accommodatie en ons vervoer voor de volgende twee maanden op te halen… De bus zette ons echter nogal ver van het verhuurbedrijf af en toen we de weg vroegen bleek het toch nog een eindje wandelen te zijn (geen pretje met onze overvolle rugzakken --> met dank aan de goedkope winkelcentra van Bankok). En toen maakten we voor het eerst kennis met de enorme behulpzaamheid van de Kiwi’s (= Nieuw-Zeelanders). “It’s a pretty far walk”, zei de man waaraan we de weg vroegen, “Kom, ik breng jullie wel even”. Hé? Allright then!!! Daar moesten wij niet lang over nadenken!


De “Marlyn Manson wicked camper” stond vertrekkensklaar en viel direct in onze smaak! Een zwarte monovolume toyota, was omgetoverd tot een toffe minicamper. Na getankt en inkopen gedaan te hebben, gingen we op zoek naar de toeristische route richting Corromandel peninsula, via de “Seabird Coast”. In een wirwar van wegen, die de vele buitenwijken van Auckland met elkaar verbinden en doorkruisen, waren wij al snel het noorden kwijt. In het winkeltje waar we de weg vroegen stond net een Maori vrouw die zich enthousiast mengde in het gesprek. We hadden eerder, op weg naar het verhuurbedrijf en in de supermarkt, al gemerkt dat de Kiwi’s erg vriendelijk zijn. In de supermarkt had een oudere man ons nl ook al een erg nuttige uiteenzetting gegeven over de verschillende soorten melk en welke voor ons het meest geschikt zou zijn ;-) . Maar deze vrouw verbaasde ons opnieuw door te zeggen dat ze ons wel even naar de juiste weg zouden ‘brengen’, zodat we niet meer moesten zoeken. En zo reden we even later achter deze vrouw en haar hele gezin op weg naar de Seabird Coast!

Rijden in Nieuw Zeeland bleek al snel erg gevaarlijk te zijn. Niet zozeer omwille van het links rijden, het rijden met ‘nen automatic’, of de bochtige wegen, maar wel omwille van de prachtige uitzichten waardoor we onze ogen zelden voor lange tijd op de weg konden houden!! De groene heuvellandschappen met grazende schapen, de helblauwe zee, de vele prachtige baaien en de groene bossen doorspekt met hoge, grote boomvarens trokken constant onze aandacht. (Hoewel, rijden met nen automatic (zonder versnellingen dus) is wel even wennen omdat er ook maar twee pedalen zijn, de gas en de rem. Je mag dus ook enkel je rechtse voet gebruiken, anders kan het wel eens zijn dat je per ongeluk met je linkse voet wil ‘ambrieëren’ terwijl je dus eigenlijk remt. Als je dat doet, ga je nogal redelijk rap met je smoel tegen de claxon!) Ver geraakten we de eerste dag dan ook niet, want we stopten voortdurend om te genieten van de spectaculaire uitzichten en om af en toe een fotootje te maken zodat jullie van dit alles kunnen meegenieten.

Na een tijdje parkeerden we de ‘Marlyn Manson’ op een klif in een rustige, verlaten baai en prepareerden we ons avondmaal. Ons eigen potje klaarmaken op een gasvuurtje terwijl je een pintje drinkt, in de vrije natuur zorgde voor dat zalige vakantiegevoel dat je krijgt als je gaat kamperen. Een verfrissend zeebriesje (zalig want dat bestaat in Thailand en Laos niet!) deed Kevin veel plezier; eindelijk kon hij nog eens een trui aantrekken! Na het eten stond er nog een korte strandwandeling op het programma. Grote delen van het strand bestonden uit vulkanisch gesteente, wel logisch als je bedenkt dat er in en rond Auckland alleen al zo’n vijftig (zichtbare) vulkanen zijn. Het vulkanisch gesteente neemt prachtige vormen aan en herbergt verschillende diersoorten. Vele kleine krabbetjes sprongen voor ons weg en nog veel meer slakjes lagen opgekruld tussen de stenen. De avond was compleet toen we met een lekkere Nieuw Zeelandse Chardonnai in ons bedje (= eetkamer/salon/opbergruimte/…) kropen en door ons “moonroof” (jaja deze wagen had een open dak achteraan) naar de sterren lagen te kijken.

Onze route bracht ons door verschillende piepkleine dorpjes (tien huizen max), die ons deden denken aan Denemarken en Zweden, de natuur deed ons dan weer denken aan Schotland of Ierland, met uitzondering dan van de zeer exotische plantengroei. Naast de grote boomvarens waren we ook onder de indruk van de ‘pohutukawa’, die omwille van zijn vuurrode bloemen in december ook wel de ‘Christmastree’ genoemd word.

In het stadje Corromandel gingen we op zoek naar info over het schiereiland. Daar kwamen we te weten dat je niet zomaar overal in NZ mag kamperen waar je wil. In verschillende provincies is het toegelaten, in andere mag je alleen overal kamperen als je zelf een sanitaire installatie hebt (lang leve de port-a-pottie), en in nog andere is ‘wild’ kamperen gewoon niet toegestaan. Lap, moesten we dan toch nog geld gaan besteden aan campings? Dat was niet onze bedoeling en paste niet bepaald in ons financieel plan! Op de camping waar we die avond aankwamen, kregen we te horen dat een gewone staanplaats zo’n 36 Nieuw Zeelandse dollar (NZD) kostte (18€)! Hoewel we bijna achterover vielen van’t verschieten, bedankten we de man vriendelijk en spurtten we terug naar onze camper om te bekomen. Een camping was echt geen optie, maar een boete riskeren voor wild-kamperen ook niet echt. Daarom besloten we een vriendelijke boer te zoeken die ons misschien wel in een hoekje van zijn wei wilde laten kamperen. Op goed geluk sloegen we af in een zandweggetje dat ons na enkele kilometers deed uitkomen bij een klein huisje. Een vrouw, die achter het raam had staan koken, kwam naar buiten gelopen en vroeg ons of alles oké was. We legde ons probleem uit en nog voordat we goed en wel uitgesproken waren was zij ons al aan’t wijzen tussen welke fruitbomen we best parkeerden, en waar we water konden vinden!!! Zalig!!! Net toen we gedaan hadden met eten kwam Fiona (want zo heette de vrouw) en twee van haar kinderen gezellig een babbeltje slaan. Al gauw kwamen we te weten dat we op een grote boerderij beland waren (650 hectaren groot!!!) Ze hadden 300 melkkoeien, een zestigtigtal schapen die gewoon losliepen, vele kalfjes die in de wei naast de boomgaard (waar wij mochten overnachten, jippie) stonden, het exotische varken Tommy en nog een hele hoop gevogelte (van gewone en speciale kippen tot een stel pauwen die bedekt waren met knal gele en oranje pluimen!) Fiona’s man, de boer dus, was net uit vissen, want er stond (zoals bij de meeste kiwi’s) vis op het kerstmenu. Toen Kevin dit hoorde kreeg hij het warm en koud tegelijk want vissen stond al een tijdje op zijn menu, maar het was er nog niet echt van gekomen. We werden nogmaals welkom geheten en werden uitgenodigd om de volgende dag gerust terug te komen!

Sinds we in NZ zijn hebben we ons al vaak afgevraagd waarom niet iedereen ter wereld zo vriendelijk, behulpzaam en geïnteresseerd in zijn medemens kan zijn… het maakt alles een stuk prettiger en veeeeel gemakkelijker!!!

De volgende morgen ging onze wekker af om 6u s’ morgens, want “Hotwater Beach” stond op ons programma. Hotwater Beach is gelegen aan de monding van de rivier de Tauwaiwe, waar warmwaterbronnen de ondergrond verwarmen. Bij laagwater (vandaar het vroege morgenduur) kan je daar een kuil graven in het strand die zich automatisch opvult met warm, helder grondwater. We zagen enkele mensen aan de slag op het strand en gingen iets verderop ook een kuil graven. Maar het water dat in onze put kwam, voelde niet echt warm en het duurde ook lang voor er water in kwam. We vonden gelukkig redelijk snel uit dat we op de verkeerde plek aan’t graven waren. Een behulpzaam meisje (hoe kan het hier ook anders!) toonde ons hoe je heel gemakkelijk de juiste plek kan vinden. Door gewoon even met een voet in het zand te wriemelen, voelden we onmiddellijk waar de ondergrond warm of koud was. Toen we de juiste plek gevonden hadden begonnen we aan onze twee kuil te werken. Al gauw merkten we echter dat het water, dat deze keer veel sneller opkwam in onze put, veel te heet was!!! Daar konden we niet zomaar in gaan zitten, want dan zouden we met serieuze brandwonden afgevoerd moeten worden! Onze buurvrouw, stelde voor om ons bad te verbinden met haar iets koeler bad. Toen konden we na het zware ochtendwerk al snel heerlijk genieten van een lekker warm, natuurlijk bad. Af en toe sprongen we vanuit onze hete kuil de koude oceaan in om dan weer terug in het hete bad te kruipen. We zijn niet bepaald ochtendmensen maar voor zo’n speciale ervaring willen we elke dag wel vroeg opstaan! Toen we nog een keer de oceaan in sprongen zagen we vlak voor ons een pijlstaartrog weg zwemmen. Het dier was zeker één meter breed en bijna twee meter lang!!! Gelukkig is de stille oceaan iets helderder dan de Noordzee, anders hadden we dit beest nooit kunnen zien, en het laatste wat je wil doen is op een pijlstaartrog trappen!!

Voldaan gingen we terug naar de camper voor een tweede ontbijt. Hoewel het nog maar negen uur was, werd het al erg warm op het strand. We wilden ook nog een wandeling maken naar een (volgens de boekjes) zeer mooie baai, Cathedral Cove genaamd, dus mochten niet te lang treuzelen. Tenminste toch, als we liever niet door de broeiende middagzon wilden wandelen. De wandeling leidde ons door een prachtig gebied (zie foto’s) en bracht ons bij verschillende baaien, waar Cathedral Cove inderdaad de spectaculairste van was.

We hadden eerder die dag al gemerkt, dan dat Marlyn Manson af en toe een raar geluid maakte, maar toen we wegreden van Cathedral Cove leek het wel alsof onze remmen volledig op waren en metaal over metaal scheurde telkens wanneer we remden. We vonden dit wel raar want we hadden de auto nog maar enkele dagen en zoiets zouden ze toch wel nagekeken hebben! Een aantal kerels vertelde ons dat het ook gewoon een steentje kon zijn, dat klem zat in de remmen. Maar ja wat kennen wij daarvan?! We belden de roadmadam (= bijnaam voor het vrouwtje van de hulplijn van de Wicked Campervans) en vroegen wat we nu moesten doen. Zij vertelde ons dat we een garage moesten vinden en dan de mecanicien naar haar terug laten bellen! Ooit al eens, rond half vijf op kerstavond, een garage gevonden die open is en waar daarenboven ook nog eens een mecanicien aanwezig is?!?!?! Het banden-centum naast het tankstation was nog wel open en die man wilde met zijn hoge druk onze wielen wel eens uitspuiten. Daar kwam inderdaad erg veel stof en troep uitgewaaid, maar het geluid was er nog niet minder op geworden. Na veel rondvragen en tussenstops bij garages die ons mogelijks konden helpen, vonden we uiteindelijk Peter Jhonson. Deze man was een soort van Nieuw Zeelandse nonkel Jos, die gerust eens met de wagen wou rijden om te luisteren wat er aan de hand was!! Hij had echter vrij snel minder goed nieuws mee te delen… de achterste rem was kapot en hij had in zijn werkplaats niet de juiste vervangstukken om het te maken. Dus belden we terug naar de roadmadam en lieten we hem zijn uitleg doen. Ze zouden een nieuwe wagen laten afkomen, maar die moest van Auckland komen en dat zou minstens drie uur duren. Jhonson legde ons uit dat je normaal niet met een kapotte huurwagen mag verder rijden. Aangezien we ver weg van alles zaten zei hij er met een vette knipoog ook nog bij dat we gerust naar een uur of drie rustig eens naar de stad konden rijden. Als er iemand zou bellen ivm de auto zou hij wel zeggen dat we even weg waren voor een wandelingetje. “Wat je ook doet”, zo zei hij, “vertel hen nooit dat je nog met die wagen gereden hebt, want dan komen wij alle drie in de problemen!”

En zo ruilden we drie uren later onze Marlyn Manson in voor een veel oudere, maar nog charmantere “Vendetta-van” in! Omdat het te laat was om nog verder te rijden, gingen we terug naar de boerderij van Fiona. Weer werden we vriendelijk welkom geheten en de volgende dag boden ze zelfs aan om bij hen ook even te komen douchen. De vriendelijke kiwi’s hadden ervoor gezorgd dat onze tegenslag toch luchtig opgepakt werd door ons en we zelfs konden genieten van de toffe ontmoetingen met de locals!

donderdag 24 december 2009

Beste wensen




Zalig Kerstfeest & een nieuw jaar vol geluk voor jullie allemaal!

En ook heel warme groetjes vanuit Nieuw Zeeland!!!


Cultuurshock(s)


Vanuit Laos kwamen we met de nachttrein weer aan in Bankok. De drukte en chaos die heerst in deze wereldstad waren schokkend, na de stilte in ons paradijs op Don Det en het rustige leven in Laos! Wanneer we stonden te wachten op de bus naar het backpackers-district, riepen er minstens 15 tùk-tùk-chauffeurs en vijf taxichauffeurs luidkeels om onze aandacht. Nadat we de eerste drie vriendelijk afgewimpeld hadden, keken we nadien niet eens meer op als er wéér eens eentje opdringerig zijn diensten aanbood. Hoewel veel mensen Bankok prachtig vinden, vertrekken wij er liever dan dat we er aankomen. Jammer genoeg voor ons, vormden de roepende chauffeurs slechts het begin van ons tweedaags verblijf in Bankok.

Aangekomen in het backpackers-district baanden we ons een weg doorheen de overvolle straten om een goedkope hotelkamer te vinden. December = hoogseizoen in Thailand, dus een kamer vinden was niet zo evident. Na enkele pogingen hadden we geluk en bezetten we de laatste vrije kamer van een redelijk goedkoop hotelletje. Na een heerlijke douche, was het tijd om enkele boodschappen te doen die nog moesten gebeuren voor we naar Nieuw Zeeland konden vliegen. We baanden een weg door de massa’s toeristen en langs de honderden kraampjes met kleren, tweedehands boeken, sieraden en prullaria die overal op de wegen stonden uitgestald. Lang hielden we het echter niet vol en na enkele comiskes en een snelle hap gingen we terug naar onze hotelkamer en keken we nog lang naar tv (ook erg leuk als je dat anders nooit doet!).

De volgende dag besloten we de laatste aankopen te doen in een winkelcentrum in de stad. Wat we vooraf niet wisten was dat het MBK-winkelcentrum, het grootste en populairste shoppingscentrum is in heel Bankok!!! We keken onze ogen uit; echt álles hadden ze in dit winkelcomplex! Toen we de nodige spullen gevonden hadden, wisten we al lang niet meer langs welke ingang we het centrum waren binnengekomen. Na een ‘zoektocht’ van een half uur besloten we gewoon ergens naar buiten te gaan en daar een tùk-tùk te nemen naar een ander winkelcentrum waar ze enkel elektronica verkopen. Kevin wou graag eens kijken of de I-pods hier goedkoper waren dan in België. Toen we daar binnengingen verkeerden we weer in shoktoestand; nog nooit hadden we zoveel computers en toebehoren samen gezien!!! Die Thai zijn echt een beetje gek! In de meeste delen van het land wonen de mensen in kleine hutjes met weinig of geen comfort, maar in hun hoofdstad vind je echt alles, maar dan ook alles, in grote hoeveelheden terug!

Zondag reden we naar de luchthaven. Eens je daar binnen bent, heb je het gevoel in een andere wereld gekomen te zijn; weg zijn de schreeuwerige verkopers en tùk-tùk-chauffeurs, weg zijn de armoedige eetkraampjes, weg zijn de gouden tempels en de monniken, weg is de chaos. Bankok international airport behoort dan ook niet voor niets bij de tien grootste en beste luchthavens ter wereld. Alles is proper en glimt, is ruim en groots, zit vol logica en orde. Maar helaas hielp dat alles niet voorkomen dat ons vliegtuig naar Sidney één uur vertraging had. De stewards dachten wel dat we onze aansluiting naar Auckland zouden halen, dus daar vertrouwden we dan maar op. En ja, ze kregen gelijk, zonder problemen kwamen we 15uur later aan in Auckland, waar we weer in een totaal andere wereld terecht kwamen…

Onze eerste indruk:

Shiiiiiit alles is hier kei duur!!! (Natuurlijk niet in vergelijking met België, maar wel na twee maanden Zuid-Oost Azië.)

Wooooouw, de straten zijn hier kei proper en bezaaid met prachtige groenperkjes (zelfs in vergelijking met België)!

Waaaaauw, de hotelkamers zijn hier zoooooooo proper en er komt veel water uit de douche (in vergelijking met Laos)!

Onnnngelooflijk, hoe mooi en groen de stad is (Auckland doet ons denken aan Zweden; met grote prachtige parken, brede schone straten en een serene rustige sfeer. Het grote verschil zijn de exotische planten, die je hier wel en in Zweden niet ziet.)!

Heeeeeeerlijk, hoe je de inwoners hier terug gewoon kan verstaan en met iedereen een praatje kan maken (als ze hun strafste accenten weglaten toch)!

Zaaaaaaalig, hoe een gewoon belegd broodje kan smaken (na twee maanden rijst en noodles).

Conclusie: met al deze extra’s worden het allicht twee zalige maanden in Nieuw Zeeland!!!

vrijdag 18 december 2009

Don Det

Reizen is plannen maken, flexibele plannen maken, plannen maken die, even snel als ze gemaakt werden, weer overboord gegooid kunnen worden. Eén van onze eerste plannen, zo’n drie maanden geleden, was om Thailand en Cambodja te verkennen op onze eerste reis in Zuid-Oost Azië. Twee maanden geleden hadden we dit plan omgevormd tot het bezoeken van Thailand en Laos, in plaats van Thailand en Cambodja. Toen we via Noord-Thailand, Noord-Laos binnen kwamen, zo’n drie weken geleden, was het plan om vanuit Laos met het vliegtuig naar Zuid-Thailand te vliegen om de laatste tien dagen aan het strand te kunnen liggen. Nadat we de vliegprijzen hadden bekeken, werd dat plan omgevormd tot het volgende; via Laos naar Cambodja reizen om daar nog een stukje strand en het historische Ankhor What, mee te pikken… Tien dagen geleden pasten we onze reisplannen weer aan en besloten we niet doorheen Laos te rushen om nog eventjes Cambodja te bezoeken. We wilden liever op het gemakje Laos nog wat beter leren kennen dan een blitsbezoek aan Cambodja te brengen. Waren het de onvermijdelijke vele uren in een bus die ons deze beslissing deden nemen? Waren het de verhalen over enkele aantrekkelijke plekjes in Centraal en Zuid-Laos die ons deden twijfelen? Of was het ons gezond verstand dat ons vertelde dat het aangenamer zou zijn om rustig onze tijd te nemen om Laos verder te verkennen? … één ding is zeker; op dit moment hebben we absoluut het gevoel dat we de juiste keuze hebben gemaakt. Als we wel naar Camboda hadden gegaan hadden we immers de onvergetelijke 4-daagse brommerrit in Centraal Laos gemist én het heerlijke verblijf op één van de paradijselijke eilandjes in de Mekong in Zuid-Laos!!!


“Si Phan Don” of “De Vierduizend Eilanden”, zijn gelegen in het Zuidelijkste deel van Laos, daar waar de Mekong zich op zijn breedst (14 km in het regenseizoen) doorheen Azië kronkelt. Afhankelijk van het seizoen (regen- of droogseizoen) en de definitie die men geeft aan een eiland (minstens een oppervlakte van 1 km² of enkele struikjes die op een zandbergje uit het water steken), kan je inderdaad 4.000 verschillende eilandjes ontdekken in een netwerk van water dat samen de Mekong vormt. Wanneer je dit natuurspektakel iets anders omschrijft, kan je zeggen dat er slechts een 30-tal bewoonbare eilanden zijn. Het ene is al wat groter dan het andere (bv Don Khong is 8 km breed en 18 km lang, Don Kon is 4,5 km² groot en Don Det is amper 1,5 km² groot), maar prachtig zijn ze allemaal.

Met de zogenaamde ‘ferry’ (= houten gammele bootje) verlieten we zo’n vijf dagen gelden het vaste land. Na twintig minuten varen, doorheen de blauwige waterweggetjes die het groene landschap doorkruisen, werden we afgezet op Don Kon (= het ‘rustige’ eiland, zoals onze Lonely Planet het beschrijft). Aangezien de goedkopere bungalows (= bamboehutjes op palen) langs het water, op Don Kon allemaal in het ‘centrum’ van een klein dorpje gelegen zijn, was de rust toch nog niet volmaakt. Tientallen hanen (die blijkbaar allemaal onder ons hutje zaten!!) verstoorde te pas en te onpas ons vreedzaam eiland gevoel (Wie nog steeds geloofd in het fabeltje dat hanen enkel ‘s morgens vroeg, bij het opkomen van de zon een keertje kraaien, heeft het mis!). Daarenboven waren onze buren langs de ene kant (= een groot Laotiaans gezin) ook zo vriendelijk om heel de dag ‘weet-ik-veel-wat” te roken op een stinkend vuurtje waarvan de rook steeds over ons terrasje walmde. Daar nog eens bovenop waren onze andere buren (een Duitse jongen en een Amerikaans meisje) de hele dag door zo stoned dat onze conversaties met hen van zo’n laag niveau waren dat we er een beetje onnozel van werden. En tenslotte was onze badkamer zo vies, dat we besloten om de volgende morgen snel een aantrekkelijker plekje op te zoeken.

Zo gezegd zo gedaan; toen we de volgende morgen de brug overstaken naar het volgende eiland, vroegen we bij het eerste het beste guesthouse of we een bungalow mochten bekijken en wat de prijs was. Het hutje was erg proper, had een dikke matras (!!! Vind je hier nergens!!!) en twee zalige hangmatten op’t terrasje aan de rivier… voor drie euro en half twijfelden we hier niet over! Al snel beseften we dat we waren terecht gekomen in een klein paradijsje! ’s Morgens lekker lang uitslapen, na een uitgebreid ontbijt in je hangmatje ploffen met een goed boek (en enkel voor een nieuwe fruitshake of een gezelschapsspelletje eruit komen), in de late namiddag een uitstapje maken, en na een heerlijk avondmaal gezellig wat rondhangen op het grote restaurant/bar-terras met andere gasten en het Laotiaanse gezin die het guesthouse runden. Een ideale afsluiter voor ons verblijf in Zuid-Oost Azie!!!!

Tot onze namiddag uitstapjes behoorden een fietstochtje langs de spectaculaire Khone Pha Pheng Watervallen en een boottochtje naar de leefwateren van de Irrawaddy Dolfijn. Hoewel het niet de eerste watervallen zijn die we deze reis tegen komen, waren deze toch weer anders en erg indrukwekkend. Terwijl we langs de oever van de rivier fietsten, ontdekten we telkens weer een nieuwe waterval die met veel geraas naar beneden donderde. Men had ons gewaarschuwd om hier zeker niet te zwemmen… wij dachten, met onze blik op het woeste kolkende water; “Wie hier durft te zwemmen, moet dringend naar Geel gebracht worden, want die is zo zot als een deur!!!” Na een twintig-tal mintuen kwamen we aan bij een klein strandje. Ook daar stond een bordje met “no swimming area”, maar het was zo heet… en er zaten al enkele andere mensen in het water… dus besloten we toch voorzichtig in het water te gaan. Toen Katrien tot aan haar middel in de rivier stond, was er de eerste vijf minuten niets aan de hand, maar toen was de onderstroom plotseling zo fel dat ze amper recht kon blijven! Aha, ze zetten die bordjes hier dan toch niet zomaar ;-) !!!

De Irrawaddy dolfijn is één van de meest fascineerden dieren van de Mekong… en jammer genoeg ook één van de meest bedreigde diersoorten in deze regio!!! In 1970 leefden er nog duizenden van deze dolfijnen in de Mekong (meer bepaald in Zuid Laos en Cambodja), nu zijn er nog maar zo’n vijftig over! De overgebleven dolfijnen ‘wonen’ tussen Don Kon en Cambodja (de Mekong vormt de natuurlijke grens tussen Laos en Cambodja én Laos en Thailand). De grote doodsoorzaak bij de dolfijnenpopulatie is de visvangst. Niet zozeer het vissen met grote netten (dat ook wel slachtoffers maakt onder de dolfijnen), maar wel het vissen met dynamiet en granaten (waarbij de visser niet bepaald kiest wat hij vangt) is de grote boosdoener. Met een klein motorbootje werden we naar een kleine rots in de rivier gebracht; een goed uitkijkpunt over de rivier. Op die manier moeten de boten niet onnodig doorheen de leefwaters van deze prachtige dieren varen. We hadden het geluk om bij zonsondergang enkele van deze zeldzame dolfijnen te spotten. Vlak voor het donker werd vaarden we langzaam terug naar Don Kon, doorheen een sereen landschap van massa’s water, grote rotsblokkenen, scheefgetrokken groene bomen en hoge bergen die rood donker afstaken tegen de rode hemel.

Tot slot nog een mooie quote van een chinees filosoof, met dank aan een medereiziger:

Eens men het konijn heeft, wordt de val overbodig.

Eens men de vis heeft, wordt het net overbodig.

Eens men zijn pad kent, worden woorden overbodig.

                                                                                        (Thanks Sadra)

zaterdag 12 december 2009

The loop...

De Sint heeft ons een prachtig cadeau gebracht! Wij moeten wel heel erg braaf geweest zijn het voorbije jaar!!! Op 7 december stonden er twee brommers klaar om een onvergetelijk avontuur in te rijden. “The loop” is een 500 km lange route, doorheen afgelegen dorpjes en (op de meeste plaatsen) ongerepte natuur, die vertrekt en aankomt in Tha Kaek (centraal Laos).

We kozen ervoor om geen drie, zoals de meeste mensen, maar wel vier dagen de tijd te nemen om deze trip te doen. Zo konden we vaker stoppen om van de prachtige omgeving te genieten en moesten we niet elke dag om zes uur ’s morgens aan de ontbijttafel zitten. Vijfhonderd kilometer op vier dagen tijd lijkt niet veel… maar op de helft van de wegen kan je niet sneller dan 25km per uur rijden omdat het eerder smalle paadjes zijn (bezaaid met stenen en mulle zand) dan ‘echte’ wegen.

De eerste dag van onze tocht, bezochten we enkele grotten en gingen we op zoek naar Tha Falang (rotsen die door watererosie speciale vormen aangenomen hebben). Aangekomen bij de “parkeerplaats” van de eerste grot, stond een klein meisje met een kapmes ons op te wachten om ons naar en door de grot te leiden. De omgeving van de grot was al enorm mooi; hoge rotsen priemden meters hoog de lucht in en een kleine rivier met fel blauw water kronkelde doorheen de bomen en planten die tussen de rotsen in stonden. Maar de grot zelf was nog veel mooier; het riviertje zocht zich en weg doorheen grote rotsblokken en de enorme stalactieten werden spookachtig verlicht door het invallende zonlicht. Net als het riviertje moesten ook wij onze weg door en over de rotsblokken zoeken. Ons kleine gidsje sprong galant van de ene rots naar de andere. Ze moest zich echter constant inhouden omdat wij, vergeleken bij haar, net twee logge oude olifanten waren, die met veel moeite de rotsen beklommen. Twintig minuutjes later kwamen we al uit aan de andere ingang/uitgang van de grot en keken we onze ogen uit op het kleine paradijsje waarin we beland waren!

Na deze overweldigende grot reden we door en gingen we op zoek naar Tha Falang (de rotssculpturen). Na verschillende smalle paadjes aan de rand van een riviertje door gereden te hebben, hadden we nog steeds geen stenen gezien die ook maar iets op ‘prachtige rotssculpturen’ leken. Na een uur gezocht te hebben, besloten we onze zoektocht te staken en door te rijden naar een andere grot. Deze zou, volgens ons gidsboek, nog groter en indrukwekkender moeten zijn dan de eerste grot die we gezien hadden. Hoewel ons boek ons wel gewaarschuwd had, dat deze grot een echte toeristische trekpleister was, waren we totaal niet voorbereid op wat we daar te zien kregen! Hoewel we nogal veel (2€ per persoon; ja da’s veel hier!) entreegeld moesten betalen, waren we erg teleurgesteld toen we binnen gingen. De enorme grot was volgebouwd met tientallen trappen van beton (compleet met versierde armleuningen en al), en de grot was verlicht met neonlichten in allerlei kleuren. Daarenboven was het merendeel van de grot (dat nog niet verwoest was door de trappen) kapot gemaakt door mensen. Nog geen vijf minuten nadat we er binnen waren gekomen, stonden we weer in het buiten in de zon, waar we ons een beetje triest afvroegen hoe de mens vaak toch zo dom kan zijn om zulke prachtige natuurwonderen te vernielen.

Om te bekomen gingen we lunchen in en stalletje lang de rand van de weg een kilometer verderop. Noedelsoep met een blaadje sla stond op de menu (en verder niets zoals de gewoonte is in zulke eetkraampjes. Dus de keuze was snel gemaakt, haha). Na de lunch reden we verder door een landschap van hoge rotspieken en kliffen. Na een tijdje werden de rotsen iets minder hoog en het vlakke landschap ging over in heuvel/bergachtig bosgebied. Aangekomen bij een kunstmatige dam slingerde de weg plots de bergen in en werd het asfalt vervangen door kiezelsteentjes. Van toen af bevonden we ons in een streek waar de laatste jaren een aantal grote dammen gebouwd zijn. Een gevolg hiervan is dat grote delen van de jungle nu onder water staan, waardoor de bomen stilaan dood gaan. Dit geeft een lugubere, spookachtige indruk (weer met dank aan de mens!! En dit keer zijn de westerlingen en de chinezen de grote schuldigen, want zij verdienen hier het meeste aan). Veel van de dorpjes die we hier doorreden, zijn gloednieuw gebouwde nederzettingen van relatief grote (naar Laotiaanse normen) houten paalwoningen. Deze huizen + elektriciteit, is wat de bewoners van deze vallei hier krijgen in ruil voor het verlaten van hun oude dorpen die nu bijna of helemaal onder water staan. Zijn ze nu dan beter af dan vroeger? Wij hebben er onze twijfels over…

Toen we net vijf minuten waren aangekomen bij ons ‘guesthouse’, arriveerde ook en groepje van vier Amerikanen met de brommer. We hadden ze doorheen de dag al enkele keren gezien bij de grotten en zouden dus hier samen de avond doorbrengen. De volgende dag hadden we nog vijftig kilometer grindweg voor ons liggen. We hadden uitgeteld dat we daar zo’n uur en half over zouden doen, maar we hadden er niet op gerekend dat de weg nog in veel slechtere staat zou zijn dan voordien. Hoewel de Amerikanen die ochtend voor ons waren vertrokken, haalden we hen al snel weer in, omdat één van hen, bij het uitwijken voor een truck, was gevallen. Naast enkele schaafwonden en een pijnlijke knie had ze een redelijk diepe wonde op haar arm, waarvoor ze naar een kliniek moest zo’n 35 km terug van waar we kwamen. Omdat we verder niets konden doen reden we hotsend en schuddend verder. Wij dachten toen, dat de loop er wel zou opzitten voor die vier, wat het gewonde meisje kon echt niet meer rijden. In plaats van één uur en half deden we minstens drie uur over amper 50km! De weg kronkelde op en neer doorheen bergachtig landschap en gelukkig veranderde het spookachtige uitzicht na enkele kilometers ook terug in prachtige groene, wilde natuur. Het werd een spannende en vermoeiende maar ook erg mooie en plezante rit!

Rond de middag kwamen we aan in een klein stadje… of eerder een groot dorp waar we na een snelle lunch ook weer snel vertrokken, want veel meer dan het typische Laotiaanse ‘stadsleven’ (= overvolle vuile straten vol fietsen en brommerkes, met aan alle kanten kleine winkeltjes, die meestal niet meer zijn dan houtenbarakjes met bamboemuurtjes, volgepropt met allerlei kleinigheden/rommel, en stinkende eetkraampjes) was er niet te zien. De “goeie” asfaltweg die we daarna namen richting Nahin, kronkelde doorheen een prachtig landschap, met hoge bergen aan de ene kant en groene met jungle bezaaide heuvels aan de andere. We waren van plan om een tussenstop te maken bij een meertje voor een frisse duik, zodat we het stof wat van ons konden afwassen. Aangezien wegwijzers hier echter bijna onbestaande zijn en de meeste Laotianen evengoed de weg kunnen wijzen als een pasgeboren baby, (en neen dat ligt niet aan de taalbarrière. De locals weten vaak niets over plekken die interessant zijn voor toeristen of plekken die meer dan tien kilometer van hun huis liggen. Als je de moeite doet om de weg te vragen aan verschillende mensen, dan wordt je uiteindelijk drie verschillende kanten uitgestuurd, hihi.) hebben we die frisse duik nooit kunnen maken, want dat meertje was onvindbaar.

Wel stopten we in Tha Bak (neen, hier hebben ze geen sigarenfabriek ofzo), om een kijkje te nemen bij de bomboten. Deze boten zijn geen oorlogsschepen, zoals de naam doet vermoeden, maar zijn gemaakt van oude raket-vormige brandstoftanks uit de Indochina oorlog. We waren verbaast over de vorm en grootte van deze bootjes, omdat de boten in de lonely planet beschreven worden alsof ze gemaakt zijn van meerdere brandstoftanks. Als je de foto’s bekijkt, zie je echter dat zo’n bootje gewoon gemaakt is van één opengesneden raket-vormige brandstoftank, waar een buitenboordmotor aanvast gemaakt is: grappig!

Die avond arriveerden we in Na hin. Van hieruit maakten we de volgende dag een uitstap naar Tham Kong Lo, een 7 km lange grot, die op verschillende plaatsen 100 meter breed is en vaak net zo hoog! Met een gemotoriseerde kano, bestuurd door twee locale mannen, duurde het een uur om door de grot te varen. Hoewel het in de grot balkdonker is (de grot is veel te wijds om met een zaklamp veel te kunnen zien) en je dus haast niets ziet, is het een zeer speciale ervaring. Je zit een uur lang in het pikdonker, beseffend dat het bootje zich toch tegen een redelijke snelheid voortbeweegt doorheen een immense grot, waarin verschillende diertjes leven die jou misschien wel zien, maar jij hun nooit! We waren ook enorm onder de indruk over de vaarkunsten van onze gidsen; hoewel zij ook amper iets zien sturen zij het bootje steeds weer de juiste kant op en manoeuvreren zij zich op indrukwekkende wijze doorheen ondiepe waters.

Op onze laatste dag hadden we nog 190 kilometers voor de boeg. We vorderden echter snel, want de wegen waren mooi geasfalteerd, tot we de afslag namen naar het Khoung Kong Long meer… In het begin was de zandweg nog redelijk, maar dat duurde niet lang. Al gauw werd het een smal paadje bezaait met grote stenen en met vele diepe kuilen in de weg. Toen het weggetje omhoog begon te kronkelen en modderpoelen het rijden echt wel heel erg moeilijk begonnen te maken, waren we niet meer zo zeker dat het soort brommer waar wij mee reden, dit avontuur wel zou aankunnen. Daarenboven vroegen we ons af of we nog wel juist zaten en (wat nog veel belangrijker was) of we wel voldoende benzine hadden om ook nog terug te geraken, want we hadden geen flauw idee hoever het nog was en onze meters stonden al eventjes in’t rood. We besloten eerst te picknicken en dan gewoon terug te draaien. Hoewel dat niet de leukste en spannendste optie was, was het wel de veiligste en dus beste keuze.

Teleurgesteld zetten we ons in het kleine hutje waar we gestopt waren. Tijdens het eten hoorden we af en toe een raar geluid op het golfplaten dakje van het hutje, maar we schonken er niet veel aandacht aan. We waren juist aan’t kijken naar een hoopje veertjes dat vlak naast het hutje lag en aan het bedenken welk beest die vogel verorberd zou hebben, toen we het geluid weer hoorden, maar dit keer veel harder. Nu waren we er iets minder gerust in, je weet maar nooit welk gevaarlijk dier uit de jungle ons zou kunnen aanvallen ;-) Kevin besloot op een rotsblok te klimmen om op het dak te kunnen kijken. Net toen hij op het rotsblok stond, maakte het dier weer enorm veel lawaai en stak het z’n kopje tussen twee golfplaten tussenuit… Een slang, recht boven Katrien’s hoofd! Katrien sprong recht en ging op veilige afstand staan. Waren slangen normaal niet bang van mensen? En was deze een gevaarlijke slang of niet? De adrenaline stroomde door ons bloed en ons hard klopte toch net iets sneller dan voorheen. Kevin kwam ook weer dichter bij om de slang te bekijken en toen kwam het beest nog verder uit het dak gekropen!!! En toen… bleek dat het gewoon een grote hagedis was, haha!

Plots hoorden we weer een nieuw geluid… een motor… er kwam iemand onze kant op (tot dan hadden we daar nog niemand gezien). Plots kwam een klein camionneke de hoek om. We deden teken om even te stoppen en probeerden de chaufeur te vragen hoe ver het meer nog was en of we nog een dorp zouden tegenkomen waar we benzine konden kopen. Als we de man juist begrepen hadden, zaten we inderdaat op de juiste weg. Uit zijn gebaren maakte we uit dat het nog 6 km tot aan het meer was en dat we inderdaat nog benzine konden kopen even verderop. Niet volledig overtuigd (hadden we hem wel juist verstaan, en had hij ons wel begrepen?), besloten we het risico te nemen en toch door te rijden. Al gauw bleek het de juiste keuze; de 6km naar het meer waren er wel veel meer, maar benzine (in een petfles) konden we al na drie kilometer kopen in een petieterig dorpje. Daarenboven werd de weg na enkele kilometers ook weer terug iets beter en was het meer echt de moeite!!! Het water was felblauw en heerlijk verfrissend! We waren blij dat we toch doorgezet hadden.

Onderweg terug naar onze eindbestemming, reden we doorheen vele kleine dorpjes. De kinderen van de dorpjes stonden al van ver naar ons te zwaaien en ‘sabaidee’ (= goeiedag) te roepen. Wanneer we hen traag voorbij reden staken ze hun handjes uit om die van ons te raken. Het leuke was dat ook de volwassenen en zelfs de bomma’s van de dorpjes ons breed lachend en zwaaiend begroetten. Wanneer we ergens stopten om snel iets te drinken, kwam iedereen nieuwsgierig dichterbij, tot half het dorp zich rond ons verzamelde. Dat hadden we tot hier toe in Laos nog niet echt meegemaakt en was wel plezant. We toverden enkele ballonnen uit onze rugzak en toen was het feest compleet. Toen Kevin er niet direct in slaagde om de ballon op te blazen (het waren zo van die kleine, straffe circusballonnen), was het hilariteit alom! Toen hij er uiteindelijk in geslaagd was om één ballon op te blazen, liep één van de vrouwen weg met een leeg ballonnetje. Even later kwam ze terug met een volle…?!?!?!... nu bleek dat ze gewoon een fietspomp hadden, waarmee al snel nog een tiental ballonnen werden opgeblazen! Na uitgebreid afscheid genomen te hebben, reden met een heel tevreden gevoel de laatste kilometers van onze “loop” uit. Het was een prachtige tocht geworden!!!

zaterdag 5 december 2009

Met de slow boats naar Luang Prabang en met de brommer naar Tat Kuang Si nationaal park.

Vanuit huay Xai namen we een “slow boat” over de Mekong rivier naar Luang Prabang. De slow boats doen twee dagen over deze reis, die per bus zo’n acht uur in beslag neemt. Toch hadden we hier wel zin in, want het is zo eens iets anders dan via de weg en de natuur waar je doorheen vaart zou ook echt de moeite zijn, beloofde de Loneley Planet ons. Dus daar zaten we dan, om 11u ’s morgens, braafjes te wachten tot we zouden vertrekken. Het werd ons al snel duidelijk dat we weer een erg toeristisch iets hadden gekozen, want in onze boot zaten al zo’n 60 andere “falang’s” (= westerlingen). De meesten hadden het zich al lekker comfortabel gemaakt, en ook wij hadden twee zitjes per persoon zodat we een redelijk comfortabele reis tegemoet gingen.

Maar toen het kwart na elf was, waren we nog steeds niet vertrokken, en er bleven mensen bij in de boot stappen. Een half uur later waren we nog niet vertrokken en de stroom van mensen die bij op onze boot sprongen, leek wel te groeien… Nog eens een uur later vertrokken we eindelijk, maar onze zitruimte was vijf keer kleiner dan in’t begin! Minstens honderdvijftig falang’s en een handjevol Laotianen zaten bij elkaar gepropt op die boot! Als sardientjes in een blikje boven op het water in plaats van erin! Daarenboven dachten enkele Ieren dat het wel eens tof kon zijn om zich ladderzat te drinken op zo’n slowboat, NIET dus!!! Het werd een hele belevenis dat wel, niet zozeer omwille van het boottochtje op zich, maar eerder omdat één van die dronkaards begon te vechten met zijn vrouwke, toen die genoeg had van zijn zatte kuren en hem allerlei verwensingen naar het hoofd worp. Ook het feit dat het ene na het andere zitbankje sneuvelde, waardoor een hoop mensen op de grond belandden voor de rest van de dag, was best grappig (de Laotianen waren precies vergeten dat een gemiddelde Westerling twee keer zo zwaar is dan zijzelf). En om de mensen die nog niet tevreden waren over de boottrip, begon in de namiddag een andere zatte Ier luidkeels liedjes te zingen (= lallen). Lang leve de toeristen!!!

Na een korte nacht, in een dorpje dat enkel bestond uit guesthouses voor al de falang’s die er aanmeerden met de slowboats, hadden we meer geluk. De troep passagiers werd verdeeld over twee boten, en onze zatte Ieren (die trouwens een nieuwe voorraad drank opgeslagen hadden) zaten niet op onze boot! Het werd een veel leukere tocht, waarbij we rustig konden genieten van de prachtige omgeving waar we doorheen voeren. Onderweg zagen we kleine vissersbootjes, van waarop de mannen en jongens hun netten controleerden en de vis binnen haalden. Af en toe meerden we aan (een hele prestatie in de snelstromende rivier, met verraderlijke rotsblokken) om iemand op te pikken of af te zetten. Dan kwamen de meisjes van het dorpje van op de oever hun eetwaren of zelfgemaakte sjaals aanbieden, terwijl de mannen en jongens toekeken. Vlak voor zonsondergang kwamen we aan in Luang Prabang, de voormalige hoofdstad van Laos.

Luang Prabang is een heel fleurig stadje; de vele bloemen die tussen de lage Franse maisons groeien, de mooi geschilderde gevels, de gezellige ingerichte houten terrasjes, de monniken en hun novicen in hun oranjegele pijen, de talrijke markkraampjes onder rode tentjes en de gouden daken van de sprankelende tempels vormen een kleurig geheel. Dankzij deze gezellige uitstraling en de unieke ligging van het centrum (volledig omgeven door rivieren) is Luang Prabang, terecht een enorme toeristische trekpleister in Laos. Niet alleen backpackers maar ook hordes Franse gepensioneerden en gezinnetjes met jonge en/of oudere kinderen kom je hier tegen. Hoewel het stadje leeft van het toerisme, straalt het toch een bepaalde warmte en gezelligheid uit die je op andere plaatsen in Laos niet vind. Eigenlijk is het wel een plezant om rustig de toerist uit te hangen zonder dat dit opvalt. Eens lekker uitgebreid westers gaan eten, doet ons deugd na meer dan een maand rijst met kip, een curry of noedels te eten. Gezellig een terrasje doen met een glas wijn of een cocktail naar keuze, is ook heerlijk! Meestal is er geen wijn en als er al cocktails zijn heb je de keuze uit een mislukte mohjito of een té zoete sex on the beach. We betalen hier natuurlijk een ferme prijs voor (alles is dubbel zo duur als in de rest van Laos), maar hebben het er graag voor over, we hebben dan ook wat te vieren hé. Na enig telwerk komen we eruit dat we op 1 december 8 jaar (en geen 9 zoals we eerst dachten) samen zijn (ongelooflijk hoe snel de tijd kan gaan). We geven er dan ook een ferme lap op en komen tot het besluit dat de banana daiquiri verruit de beste cocktail aller tijden is en dat onze Belgische pannenkoeken met chocolade en ijs toch nog steeds veel lekkerder zijn dan de lekkerste van hier!

De volgende dag huren we een brommertje en rijden we naar Tat Kuang Si nationaal park dat zo’n 35km ten oosten van de stad ligt. De eerste minuten op die brommer waren best wel spannend, want schakelen met je voet is nieuw voor ons En in het stadcentrum heb je meer dan twee paar ogen nodig om geen onvoorzichtige toeristen te raken, om alle busjes, túk-tùk’s of brommertjes die van overal op je af komen te ontwijken en om geen tamme honden overhoop te rijden. Eens we uit het centrum zijn, is er steeds minder verkeer, tot we al snel de hele weg voor ons alleen hebben. Slechts enkele minuten van het stadcentrum weg, slokt de natuur ons weer op en een mooie rit (van een dik uur) later komen we aan bij het NP.

Een pad langs onbeschrijflijk mooie watervalletjes met azuurblauw water, leidt ons tot bij een hoge waterval die met veel geraas neerstort. Jammer genoeg kunnen onze foto’s slechts een fractie van al het moois meegeven van wat we daar zagen (wegens foute lichtinval en onprofessionele fotografen). We ontdekken een enorm steil padje naar boven dat uitkomt op het hoogste punt van de waterval. Na veel gehijg en gepuf komen we daar terecht in een oase van ondiepe waters, waarin een netwerk van oeroude boomwortel een pad vormt naar de overkant van de rivier. Aan de andere kant dalen we lang de waterval terug af naar ons beginpunt. Daar nemen we nog even de tijd om de Aziatische bruine beer te observeren voor we terug op onze brommer springen.

Terug aangekomen in het stadcentrum ontsnappen we op een haar na aan een botsing met een minibusje dat achteruit over het marktje manoeuvreert. Is het onze toeter of de schreeuwende mensen die de aandacht van de chauffeur net op tijd trekken… dat zullen we nooit weten. Gelukkig komen we er met niets meer dan een bonzend hard vanaf! Na een glaasje wijn en een lekkere pasta, gunnen we onze stramme spieren en onze dooreen gerammelde lichamen nog een heerlijke verwenbeurt in een locaal massagetentje. Voor slechts 3,5€ genieten we een uur lang van een heerlijke Laotiaanse massage! Moe maar voldaan kruipen we vroeg in ons bed, want de volgende morgen moeten we er alweer om kwart voor zes ’s morgen uit, omdat we de bedelronde van de monniken willen zien voor we de bus naar Vientiane (hoofdstad) nemen.

Vlak voor de zon opkomt hoor je de doffe trommelgeluiden vanuit de tempels die aangeven dat de monniken op bedelroute gaan vertrekken. We hadden ons al eerder afgevraagd waarvoor de monniken en novicen vaak een ijzeren kom of rieten mand bij zich draagt. Deze morgen werd duidelijk dat dit gewoon hun “knapzak” is. Nadat we de trommels gehoord hadden, zagen we vanmorgen verschillende slaperige mensen met een mand vol rijst, bananen of ander eten, een matje uitspreiden op straat en hierop neerknielen met het eten voor hen uit. Even later kwamen een eerste rijtje monniken aanwandelen, de oudste op kop en de jongste achteraan. Zo passeerden ze de mensen op hun matjes die handjes rijst e.d. in hun kommen deden. Even later kwam een volgende stoet monniken aangewandeld, die met hun ogen neergeslagen handjes rijst ontvingen. In het begin voelden we ons wel wat onwennig, want we stonden erbij te kijken als koeien op een trein. Na een half uurtje echter, kwamen er steeds meer toeristen aan, die zich duidelijk minder aantrokken van de sereniteit waarin het gebeuren plaatsvond. Zonder schaamte gingen ze in’t midden van’t straat staan om foto’s te maken!!! Sommige toeristen doorbraken zelfs de slinger van monniken om een fotootje te maken! We hadden geen zin om bij zo’n troep idioten te horen en gingen dan maar terug naar ons hostelletje, waar we onze rugzak pakten om de reis naar Vientiane aan te vatten.

En nu zitten we alweer een uur of zes op de bus, nog drie te gaan. We rijden door een prachtige streek die weer heel anders is dan wat we tot hiertoe gezien hebben. Hoge pieken en diepe ravijnen gevuld met een spookachtige nevel vormen een fraai zicht!

woensdag 2 december 2009

De gibbon experience

Het stropen, de houtkap en de zogenaamde “slash and burn” (woud afbranden om rijst of andere gewassen te ontginnen) vernietigen jaarlijks vele hectaren regenwoud. Om hier een einde aan te maken zet de gibbon experience de locale bevolking in om boomhutten en kabelbanen te maken. Verschillende Laotianen van enkele nabijgelegen dorpen worden daarenboven opgeleid tot gids en/of kok voor de deelnemers van de gibbon, of als bosbeheerders die erop toezien dat er geen illegale houtkap enz geburd. Op die manier kan de bevolking hun centjes op een ecologische manier verdienen en blijft het woud met zijn inwoners behouden. Een mooi initiatief, vinden wij. Eentje waar wij graag aan willen meewerken! In plaats van jaarlijks enkele euro’s te storten aan één of ander goed doel, besloten wij in Laos te investeren in het Bokeo natuurreservaat! Op die manier leverde onze hulp, ook nog een prachtige ervaring op voor onszelf!

De eerste dag werden we in Huay Xai opgepikt door een jeep; drie mensen op de achterbank en wij samen met drie anderen in de laadbak. Op een bepaald moment kwamen we een groep boswachters tegen (we dachten eerst dat het soldaten waren want ze waren sterk bewapend) en die sprongen met z’n allen bij in de laadbak. Het avontuur begon meteen! Aangekomen aan de rand van het woud, bracht een prachtige wandeling ons bij een kleine waterval. Blij dat we een frisse duik konden nemen sprongen we er meteen in! Dit met een serieuze schok tot gevolg want het water was ijskoud! Tja dat heb je met die openlucht zwembaden hé. Toch deed het wel deugd om al het zweet, stof en eventuele bloedzuigers van je af te wassen. Met hernieuwde energie begonnen we aan het volgende deel van de zware tocht in de richting van de boomhut die onze slaapplaats zou worden voor die nacht. Dit keer kregen we allen een klimbroekje met enkele katrollen aan… ons eerste ritje via de kabels liet niet lang op zich wachten.

Hoewel het super leuk is om gewoon heen en weer te zoeffen aan zo’n stalen kabel, waren het toch de onbeschrijflijk mooie uitzichten die de ervaring uniek en echt de moeite waard, maakten! De kabels hangen over diepe dalen gespannen en zijn meestal meer dan 300 meter lang. Op die manier ervaar je het woud op een heel andere manier. Buiten vogels zie je daarboven bijna geen andere dieren, maar de uitzichten zijn echt adembenemend. Zo ver je kan kijken zie je prachtige bergen vol bomen en planten. Wanneer we over het immense woud vlogen voelden we ons tamelijk nietig! (om jullie een idee te geven klik je op de volgende link: http://www.youtube.com/watch?v=sED3uoA6mMM )

De laatste zip-line (=kabel) bracht ons tot bij ons buitenverblijfje van die nacht; een prachtige boomhut met een openlucht badkamer, een piepklein keukentje, enkele bedden (=matrassen op de grond), een klein salontafeltje met gezellige rieten krukjes en niet te vergeten een grote koelbox vol fruit, snacks en ander lekkers stonden klaar voor ons. Gelukkig heeft Kevin af en toe last van hoogtevrees en mocht ik aan het raam (= naast de rand van het platform dat enkel met een houten leuning was afgezet) slapen… het uitzicht was prachtig! Heerlijk was het in die boomhut, met enkel de geluiden van het woud, geweldige uitzichten en genoeg warme chocomelk om je aan te verwarmen!

Jammer genoeg was het al om zes uur al donker, waardoor we niet langer over het woud konden uitstaren. Daardoor begon Ritchie (een Nieuw-zeelander en mede reisgenoot) de hut van boven tot onder te inspecteren, op zoek naar interessante nachtdieren. En jammer genoeg, of juist gelukkig genoeg (?) vond hij al snel enkele kleinere inwoners van de boomhut; Enkele gigantische spinnen hielden ons in het oog van op het rieten plafond. Als iemand zich nu afvraagt hoe groot gigantisch is, wel… ze de grootste was zonder twijfel zo groot als Kevin’s hand… en die zijn jammer genoeg niet echt heel klein!!! We ontdekten ook een hele mooie grote gekko of salamander (?) helemaal in de nok van’t dak en ’s nachts kregen we het gezelschap van enkele knaagdieren (volgens de gids ratten) die zich graag te goed deden aan het zakje nootjes dat we op tafel vergeten waren (daarvoor dient die grote frigobox dus!). Rond 20.30u lagen we al in ons bedje en niet veel later lagen we allemaal lekker te slapen. Dat lekker slapen duurde tot zo’n uur of elf ‘s nachts… plotseling schrokken we allemaal wakker van een rommelend geluid. De dikke boom waar we in lagen te slapen trilde helemaal. Zo’n minuut lang werd alles door elkaar geschud, toen was het plotseling gedaan. Verschillende zaklampen sprongen aan en iedereen stelde elkaar een beetje gerust… “het zal wel een explosie ver weg, of een kleine aardbeving geweest zijn” zeiden we tegen elkaar. Maar op dat moment lagen we toch niet helemaal gerust meer in onze boomhut, want op het moment dat zo’n immense boom begint te schudden, slaat je fantasie even op hol en zie je die boomhut al neerstorten! Achteraf bleek dat ook mensen in andere delen van het woud de schokken gevoeld hadden en dus gaan we er vanuit dat het een lichte aardbeving was. Ziezo weer wat gratis extra adrenaline gekregen op deze trek!!!

De volgende morgen stonden we heel vroeg op en slopen we met ons groepje achter de gids aan, in de hoop enkele gibbons (apen) te spotten. Aangezien het sluipwerk van een troepje westerlingen alles behalve doodstil verloopt, dachten we al gauw dat we er waarschijnlijk geen zouden zien. We besloten dan maar om van de rest van het ontwakende woud te genieten. Dat bleek een goed plan want apen hebben we inderdaad niet gezien, maar de ochtendwandeling was weerom spectaculair! De ochtendnevel die langzaam verdwijnt, de eerste zonnestralen die hun weg zoeken door de boomkruinen en de lianen, de dauwdruppeltjes die alles laten sprankelen en de ochtendgeluiden van het woud en de dieren… waaauw!!!

Na een heerlijk ontbijt van rijst met een pikante worst, groenten en een omeletje verlieten we onze eerste boomhut en vertrokken we op weg naar de volgende boomhut. Vele vermoeiende beklimmingen, zip-lines (die we ondertussen gerust ondersteboven of achterstevoren durfden nemen), bloedzuigers, riviertjes en bomen later bereikten we de volgende boomhut. Deze hut had zelfs een bovenverdiepinkje met een bed en het uitzicht van de hun was zowaar nog mooier dan van de vorige boomhut! Maar het allerbeste was wel de douche!!! Deze had namelijk een doorkijkvloer, gemaakt van dunne houten latjes… niet goed voor mensen met hoogtevrees… Kevin heeft moeten wachten tot het donker was voor hij een douche kon nemen!

De volgende ochtend stonden we weer om vijf uur op om op zoek te gaan naar gibbons, maar weerom hebben we er geen gezien maar wel een mooie ochtendwandeling gemaakt. Na het ontbijt mochten we nog wat “spelen” op de zip-lines en toen begonnen we aan de terugtocht. Rond de middag kwamen we aan in het dorpje en na een lekkere fried-rice-lunch sprongen we terug in de jeep richting Huay Xai. Dit keer zaten wij op de achterbank waardoor we een welkom dutje konden doen! Dankzij de Gibbon Experience zijn we weer een onvergetelijke ervaring rijker!

dinsdag 1 december 2009

Een lange reis van Soppong naar Huay Xai

De avond voor we Soppong verlieten, trokken we naar de Tham Lot grot om te kijken hoe de ‘Swifts’(= lijkt op een zwaluw maar is familie van de colibri) hun intreden maken in de grot, om daar te overnachten. Indrukwekkend!!! Geen honderden, maar wel duizenden vogels kwamen uit de lucht vallen, om met een grote boog en kriskras door elkaar de grot in te vliegen. Om jullie enig idee te geven van dit spektakel, hebben we een amateurfilpje ‘proberen’ te maken van de duikvlucht van de Swifts. (klik op volgende link om het filmpje te bekijken: http://www.youtube.com/watch?v=KglIg3-K9gs )

De volgende ochtend sprongen we, na een uitgebreid ontbijt, terug op de brommer-taxi’s richting Soppong, om aldaar de bus te nemen naar Pai (het nabijgelegen hippie dorpje dat een echte trekpleister is voor toeristen… en daardoor dus absoluut niet op ons verlanglijstje stond!). Ons plan was om in Pai de bus te nemen naar Chiang Khong (= grensdorpje waar we de grens over zouden steken naar Laos). Aangekomen in Pai sprongen we van de bus (die verder zou rijden naar Chiang Mai), om de bus richting Chiang Khong te nemen. We konden amper uit de bus geraken in Pai, omdat er daar massa’s toeristen stonden te trappelen om op die bus naar Chiang Mai te springen. Jammer genoeg voor ons, bleek al snel dat er geen bus rechtstreeks van Pai naar Ciang Khong reed. We moesten dus eerst terug naar Chiang Mai, om daar een andere bus te nemen naar Chiang Khong. We moesten dus terug op die bus waar we net uitkwamen!!! Natuurlijk zat die ondertussen propvol en toen hebben we de vijf uur durende busrit rechtstaand en op elkaar gepakt mogen doen!!! Waren wij blij toen Chiang Mai eindelijk kwam opdagen!

We besloten om na deze helse busrit toch een nachtje te slapen in Chiang Mai en niet met de nachtbus dadelijk verder te rijden naar Chiang Khong. Een VIP airco bus bracht ons de volgende dag tot in Chiang Khong. Nog suf van deze rit stapten we zeven uur later in Chiang Khong van de bus en meteen werden we overdonderd door enkele túk-túk mannen die ons naar de grens wilden brengen. Na wat onderhandelen kregen we wat van de prijs af en zaten we in de túk-túk richting grens. De grenspost was hilarisch! In een oud barakje kregen we onze exit-stempels voor Thailand en even verderop, aan een krakkemikkig tafeltje dat onder een plastiek zeil was opgesteld, kochten we onze boot-ticketjes om de Mekong rivier over te steken naar Huay Xai. De oversteekbootjes waren amper nog “boot” te noemen, maar de oversteek nam dan gelukkig ook maar een kleine vijf minuten in beslag. Aangekomen in Laos moesten we eerst vijf verschillende kantoortjes passeren voor we onze intrede konden maken in het Land. Bij het eerste kantoortje kregen we allerlei formuliertjes om in te vullen; bij het tweede kantoortje mochten we deze formuliertjes afgeven samen met 1500B (= 30€); bij het derde kantoortje kregen we ons paspoort afgestempeld terug; bij het vierde kantoortje keken ze het paspoort nog een keertje na en bij het vijfde kantoortje (dat veel verder heuvel opwaarts gelegen was) mochten we nog een keer naar onze paspoorten zoeken (die we net goed opgeborgen hadden) om ze nogmaals te laten controleren!

Eindelijk waren we in Laos!!!

Ondertussen hebben we al heel wat meegemaakt in Laos, maar die verhalen volgen nog… nu moeten we onze 8 (of zijn het er al 9) jaar samen gaan vieren met op z’n minst enkele cocktailtjes op de oever van de Mekong in Luang Prabang.