zaterdag 12 december 2009

The loop...

De Sint heeft ons een prachtig cadeau gebracht! Wij moeten wel heel erg braaf geweest zijn het voorbije jaar!!! Op 7 december stonden er twee brommers klaar om een onvergetelijk avontuur in te rijden. “The loop” is een 500 km lange route, doorheen afgelegen dorpjes en (op de meeste plaatsen) ongerepte natuur, die vertrekt en aankomt in Tha Kaek (centraal Laos).

We kozen ervoor om geen drie, zoals de meeste mensen, maar wel vier dagen de tijd te nemen om deze trip te doen. Zo konden we vaker stoppen om van de prachtige omgeving te genieten en moesten we niet elke dag om zes uur ’s morgens aan de ontbijttafel zitten. Vijfhonderd kilometer op vier dagen tijd lijkt niet veel… maar op de helft van de wegen kan je niet sneller dan 25km per uur rijden omdat het eerder smalle paadjes zijn (bezaaid met stenen en mulle zand) dan ‘echte’ wegen.

De eerste dag van onze tocht, bezochten we enkele grotten en gingen we op zoek naar Tha Falang (rotsen die door watererosie speciale vormen aangenomen hebben). Aangekomen bij de “parkeerplaats” van de eerste grot, stond een klein meisje met een kapmes ons op te wachten om ons naar en door de grot te leiden. De omgeving van de grot was al enorm mooi; hoge rotsen priemden meters hoog de lucht in en een kleine rivier met fel blauw water kronkelde doorheen de bomen en planten die tussen de rotsen in stonden. Maar de grot zelf was nog veel mooier; het riviertje zocht zich en weg doorheen grote rotsblokken en de enorme stalactieten werden spookachtig verlicht door het invallende zonlicht. Net als het riviertje moesten ook wij onze weg door en over de rotsblokken zoeken. Ons kleine gidsje sprong galant van de ene rots naar de andere. Ze moest zich echter constant inhouden omdat wij, vergeleken bij haar, net twee logge oude olifanten waren, die met veel moeite de rotsen beklommen. Twintig minuutjes later kwamen we al uit aan de andere ingang/uitgang van de grot en keken we onze ogen uit op het kleine paradijsje waarin we beland waren!

Na deze overweldigende grot reden we door en gingen we op zoek naar Tha Falang (de rotssculpturen). Na verschillende smalle paadjes aan de rand van een riviertje door gereden te hebben, hadden we nog steeds geen stenen gezien die ook maar iets op ‘prachtige rotssculpturen’ leken. Na een uur gezocht te hebben, besloten we onze zoektocht te staken en door te rijden naar een andere grot. Deze zou, volgens ons gidsboek, nog groter en indrukwekkender moeten zijn dan de eerste grot die we gezien hadden. Hoewel ons boek ons wel gewaarschuwd had, dat deze grot een echte toeristische trekpleister was, waren we totaal niet voorbereid op wat we daar te zien kregen! Hoewel we nogal veel (2€ per persoon; ja da’s veel hier!) entreegeld moesten betalen, waren we erg teleurgesteld toen we binnen gingen. De enorme grot was volgebouwd met tientallen trappen van beton (compleet met versierde armleuningen en al), en de grot was verlicht met neonlichten in allerlei kleuren. Daarenboven was het merendeel van de grot (dat nog niet verwoest was door de trappen) kapot gemaakt door mensen. Nog geen vijf minuten nadat we er binnen waren gekomen, stonden we weer in het buiten in de zon, waar we ons een beetje triest afvroegen hoe de mens vaak toch zo dom kan zijn om zulke prachtige natuurwonderen te vernielen.

Om te bekomen gingen we lunchen in en stalletje lang de rand van de weg een kilometer verderop. Noedelsoep met een blaadje sla stond op de menu (en verder niets zoals de gewoonte is in zulke eetkraampjes. Dus de keuze was snel gemaakt, haha). Na de lunch reden we verder door een landschap van hoge rotspieken en kliffen. Na een tijdje werden de rotsen iets minder hoog en het vlakke landschap ging over in heuvel/bergachtig bosgebied. Aangekomen bij een kunstmatige dam slingerde de weg plots de bergen in en werd het asfalt vervangen door kiezelsteentjes. Van toen af bevonden we ons in een streek waar de laatste jaren een aantal grote dammen gebouwd zijn. Een gevolg hiervan is dat grote delen van de jungle nu onder water staan, waardoor de bomen stilaan dood gaan. Dit geeft een lugubere, spookachtige indruk (weer met dank aan de mens!! En dit keer zijn de westerlingen en de chinezen de grote schuldigen, want zij verdienen hier het meeste aan). Veel van de dorpjes die we hier doorreden, zijn gloednieuw gebouwde nederzettingen van relatief grote (naar Laotiaanse normen) houten paalwoningen. Deze huizen + elektriciteit, is wat de bewoners van deze vallei hier krijgen in ruil voor het verlaten van hun oude dorpen die nu bijna of helemaal onder water staan. Zijn ze nu dan beter af dan vroeger? Wij hebben er onze twijfels over…

Toen we net vijf minuten waren aangekomen bij ons ‘guesthouse’, arriveerde ook en groepje van vier Amerikanen met de brommer. We hadden ze doorheen de dag al enkele keren gezien bij de grotten en zouden dus hier samen de avond doorbrengen. De volgende dag hadden we nog vijftig kilometer grindweg voor ons liggen. We hadden uitgeteld dat we daar zo’n uur en half over zouden doen, maar we hadden er niet op gerekend dat de weg nog in veel slechtere staat zou zijn dan voordien. Hoewel de Amerikanen die ochtend voor ons waren vertrokken, haalden we hen al snel weer in, omdat één van hen, bij het uitwijken voor een truck, was gevallen. Naast enkele schaafwonden en een pijnlijke knie had ze een redelijk diepe wonde op haar arm, waarvoor ze naar een kliniek moest zo’n 35 km terug van waar we kwamen. Omdat we verder niets konden doen reden we hotsend en schuddend verder. Wij dachten toen, dat de loop er wel zou opzitten voor die vier, wat het gewonde meisje kon echt niet meer rijden. In plaats van één uur en half deden we minstens drie uur over amper 50km! De weg kronkelde op en neer doorheen bergachtig landschap en gelukkig veranderde het spookachtige uitzicht na enkele kilometers ook terug in prachtige groene, wilde natuur. Het werd een spannende en vermoeiende maar ook erg mooie en plezante rit!

Rond de middag kwamen we aan in een klein stadje… of eerder een groot dorp waar we na een snelle lunch ook weer snel vertrokken, want veel meer dan het typische Laotiaanse ‘stadsleven’ (= overvolle vuile straten vol fietsen en brommerkes, met aan alle kanten kleine winkeltjes, die meestal niet meer zijn dan houtenbarakjes met bamboemuurtjes, volgepropt met allerlei kleinigheden/rommel, en stinkende eetkraampjes) was er niet te zien. De “goeie” asfaltweg die we daarna namen richting Nahin, kronkelde doorheen een prachtig landschap, met hoge bergen aan de ene kant en groene met jungle bezaaide heuvels aan de andere. We waren van plan om een tussenstop te maken bij een meertje voor een frisse duik, zodat we het stof wat van ons konden afwassen. Aangezien wegwijzers hier echter bijna onbestaande zijn en de meeste Laotianen evengoed de weg kunnen wijzen als een pasgeboren baby, (en neen dat ligt niet aan de taalbarrière. De locals weten vaak niets over plekken die interessant zijn voor toeristen of plekken die meer dan tien kilometer van hun huis liggen. Als je de moeite doet om de weg te vragen aan verschillende mensen, dan wordt je uiteindelijk drie verschillende kanten uitgestuurd, hihi.) hebben we die frisse duik nooit kunnen maken, want dat meertje was onvindbaar.

Wel stopten we in Tha Bak (neen, hier hebben ze geen sigarenfabriek ofzo), om een kijkje te nemen bij de bomboten. Deze boten zijn geen oorlogsschepen, zoals de naam doet vermoeden, maar zijn gemaakt van oude raket-vormige brandstoftanks uit de Indochina oorlog. We waren verbaast over de vorm en grootte van deze bootjes, omdat de boten in de lonely planet beschreven worden alsof ze gemaakt zijn van meerdere brandstoftanks. Als je de foto’s bekijkt, zie je echter dat zo’n bootje gewoon gemaakt is van één opengesneden raket-vormige brandstoftank, waar een buitenboordmotor aanvast gemaakt is: grappig!

Die avond arriveerden we in Na hin. Van hieruit maakten we de volgende dag een uitstap naar Tham Kong Lo, een 7 km lange grot, die op verschillende plaatsen 100 meter breed is en vaak net zo hoog! Met een gemotoriseerde kano, bestuurd door twee locale mannen, duurde het een uur om door de grot te varen. Hoewel het in de grot balkdonker is (de grot is veel te wijds om met een zaklamp veel te kunnen zien) en je dus haast niets ziet, is het een zeer speciale ervaring. Je zit een uur lang in het pikdonker, beseffend dat het bootje zich toch tegen een redelijke snelheid voortbeweegt doorheen een immense grot, waarin verschillende diertjes leven die jou misschien wel zien, maar jij hun nooit! We waren ook enorm onder de indruk over de vaarkunsten van onze gidsen; hoewel zij ook amper iets zien sturen zij het bootje steeds weer de juiste kant op en manoeuvreren zij zich op indrukwekkende wijze doorheen ondiepe waters.

Op onze laatste dag hadden we nog 190 kilometers voor de boeg. We vorderden echter snel, want de wegen waren mooi geasfalteerd, tot we de afslag namen naar het Khoung Kong Long meer… In het begin was de zandweg nog redelijk, maar dat duurde niet lang. Al gauw werd het een smal paadje bezaait met grote stenen en met vele diepe kuilen in de weg. Toen het weggetje omhoog begon te kronkelen en modderpoelen het rijden echt wel heel erg moeilijk begonnen te maken, waren we niet meer zo zeker dat het soort brommer waar wij mee reden, dit avontuur wel zou aankunnen. Daarenboven vroegen we ons af of we nog wel juist zaten en (wat nog veel belangrijker was) of we wel voldoende benzine hadden om ook nog terug te geraken, want we hadden geen flauw idee hoever het nog was en onze meters stonden al eventjes in’t rood. We besloten eerst te picknicken en dan gewoon terug te draaien. Hoewel dat niet de leukste en spannendste optie was, was het wel de veiligste en dus beste keuze.

Teleurgesteld zetten we ons in het kleine hutje waar we gestopt waren. Tijdens het eten hoorden we af en toe een raar geluid op het golfplaten dakje van het hutje, maar we schonken er niet veel aandacht aan. We waren juist aan’t kijken naar een hoopje veertjes dat vlak naast het hutje lag en aan het bedenken welk beest die vogel verorberd zou hebben, toen we het geluid weer hoorden, maar dit keer veel harder. Nu waren we er iets minder gerust in, je weet maar nooit welk gevaarlijk dier uit de jungle ons zou kunnen aanvallen ;-) Kevin besloot op een rotsblok te klimmen om op het dak te kunnen kijken. Net toen hij op het rotsblok stond, maakte het dier weer enorm veel lawaai en stak het z’n kopje tussen twee golfplaten tussenuit… Een slang, recht boven Katrien’s hoofd! Katrien sprong recht en ging op veilige afstand staan. Waren slangen normaal niet bang van mensen? En was deze een gevaarlijke slang of niet? De adrenaline stroomde door ons bloed en ons hard klopte toch net iets sneller dan voorheen. Kevin kwam ook weer dichter bij om de slang te bekijken en toen kwam het beest nog verder uit het dak gekropen!!! En toen… bleek dat het gewoon een grote hagedis was, haha!

Plots hoorden we weer een nieuw geluid… een motor… er kwam iemand onze kant op (tot dan hadden we daar nog niemand gezien). Plots kwam een klein camionneke de hoek om. We deden teken om even te stoppen en probeerden de chaufeur te vragen hoe ver het meer nog was en of we nog een dorp zouden tegenkomen waar we benzine konden kopen. Als we de man juist begrepen hadden, zaten we inderdaat op de juiste weg. Uit zijn gebaren maakte we uit dat het nog 6 km tot aan het meer was en dat we inderdaat nog benzine konden kopen even verderop. Niet volledig overtuigd (hadden we hem wel juist verstaan, en had hij ons wel begrepen?), besloten we het risico te nemen en toch door te rijden. Al gauw bleek het de juiste keuze; de 6km naar het meer waren er wel veel meer, maar benzine (in een petfles) konden we al na drie kilometer kopen in een petieterig dorpje. Daarenboven werd de weg na enkele kilometers ook weer terug iets beter en was het meer echt de moeite!!! Het water was felblauw en heerlijk verfrissend! We waren blij dat we toch doorgezet hadden.

Onderweg terug naar onze eindbestemming, reden we doorheen vele kleine dorpjes. De kinderen van de dorpjes stonden al van ver naar ons te zwaaien en ‘sabaidee’ (= goeiedag) te roepen. Wanneer we hen traag voorbij reden staken ze hun handjes uit om die van ons te raken. Het leuke was dat ook de volwassenen en zelfs de bomma’s van de dorpjes ons breed lachend en zwaaiend begroetten. Wanneer we ergens stopten om snel iets te drinken, kwam iedereen nieuwsgierig dichterbij, tot half het dorp zich rond ons verzamelde. Dat hadden we tot hier toe in Laos nog niet echt meegemaakt en was wel plezant. We toverden enkele ballonnen uit onze rugzak en toen was het feest compleet. Toen Kevin er niet direct in slaagde om de ballon op te blazen (het waren zo van die kleine, straffe circusballonnen), was het hilariteit alom! Toen hij er uiteindelijk in geslaagd was om één ballon op te blazen, liep één van de vrouwen weg met een leeg ballonnetje. Even later kwam ze terug met een volle…?!?!?!... nu bleek dat ze gewoon een fietspomp hadden, waarmee al snel nog een tiental ballonnen werden opgeblazen! Na uitgebreid afscheid genomen te hebben, reden met een heel tevreden gevoel de laatste kilometers van onze “loop” uit. Het was een prachtige tocht geworden!!!

3 opmerkingen:

  1. Dag joskes,

    Amai, wat een avontuur!!! Das iets waar jullie waarschijnlijk binnen 5 jaar nog over vertellen! Leuk om zo te lezen en dan met de foto's erbij kan ik me nog veel beter voorstellen wat jullie beleefd hebben tijdens The loop! (bijvoorbeeld hoe slecht die weg echt wel was! :-)

    Hier komt de vriesepier eraan!!! Brrrr, maar ook bijna de kerstvakantie... goede vooruitzichten dus ;-) En ja eens die voorbij is komt CR zeer dicht bij!

    Binnenkort de avonturen in NZ, kben benieuwd! Geniet nog van de laatste week in Azië!

    Liefs,

    Ellen ;-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wauw, alleen de foto's al zijn indrukwekkend en dan de verhalen er nog eens bij...
    Wij zijn begonnen aan ons eigen avontuur in België, maar ben toch ook een beetje jaloers op dat van jullie hoor!
    Fijn om jullie trouwens nog eens te zien en horen, lang leve Skype!
    Geniet er nog van en hopelijk snel nieuwe verhalen en foto's op de blog.

    dikke knuffel
    Marieke

    BeantwoordenVerwijderen